Deken

Kalende
roestende
me niet latende
proestende
soms pratende
maar meestal
gekluisterd aan
luisterend oor zijnde,

je bent een deken
rond een cactus.
Hoe zacht je streling ook,
steken zal ik en
dit in de wind slaan
zal je herinneren aan
ingroeiende weerhaakjes,
gevlogen behagen en
aan weerszijden langzaam
terugkrabbelende nagels.

Ik zou van je winnen
bij het wedstrijdsteken,
maar we doen dat nooit.
Jij doet dat nooit.
Je bent immers
een deken.


Uit: Wat u?, Uitgeverij Passage, 2011

Verjaardagsfeest

Er wordt veel gepraat
maar weinig gezegd.
Iets over de taart
dat-ie - uiteraard - goed smaakt
en over dat die kleine
alweer ra ra groot is geworden.
De woorden glijden traag
over geasfalteerde wegen
van Monden tot Oren
liften soms door naar
het hoger gelegen
Verbaasde Wenkbrauw
en laten zich dan met
het schudden van het hoofd
op de gevloerklede grond vallen
waar grote, lompe schoenen
als afscheid over ze heen walsen.

Arme woorden
inhoudsloos
en dan ook nog
zo’n kort leven.


Uit: Wat u?, Uitgeverij Passage, 2011